vorige

Index

Dagboek "Het Beleg van Delfzijl"

8 November 1813 - 4 mei 1814
door Pieter Jan Vos


Pagina 32


forward

 

April 1814

dat één der Zwitsers getroffen en gedood werd; waarop de colonne nog een weinig voorwaarts rukte totaan het watermolentje van Pieter Jacobs. Hier werden dezelve zoodanig begroet, dat zonder den tijd te hebben eens een schot te doen de gens-d’armes in vollen galop en de overigen door sloot en slenk in volle wanorde alhier tegen 4 ure terugkwamen en uit disperatie den geheelen dag niets deden dan te vuren met ’t kanon dezer wallen, zonder dat men een voorwerp heeft kunnen zien waarop zulks met eenigen grond gericht was. De boer Knijpinga van Solwert, welke den 12den dezer alhier was binnen gebragt, werd heden weder los gelaten en met dat gelukkig gevolg voor hem, dat hij zijn part, ’tgeen reeds bij de eerste roofpartijen alhier was binnen gebragt, weder terug kreeg en met zich voerde. De gesneuvelde Zwitser van hedenmorgen werd reeds dezen middag met alle statie begraven. Heden zijn 10 á 12 arme vrouwen naar den commandant geweest, teneinde hem te verzoeken om brood aan hen te laten uitdeelen, waarop hij dezelve door een gens-d’armes van zijn huis heeft doen verdrijven met hun toe te voegen, dat indien zij geene levensmiddelen meer hadden, zij alsdan van honger konden sterven, dewijl zijne vivres voor zijne soldaten waren en nimmer of nooit een burger daarvan iets zoude hebben. Verder werd de heer Lachaire, welke gisteren door den Majoor Lebel van zijn arrest ontslagen was, heden weder door den commandant, onder voorwendsel, dat hij geen kennis van zijn ontslag had bekomen, onder bewaking van een gens-d’armes opnieuw gearresteerd.

15 Vrijdag. In den afgeloopen nacht waren de leven van het Conseil de défence vergaderd. Hedenmorgen to 6 ure arriveerde een Parlementair van Appingedam te Farmsum. Dezen middag begon men van de Engelsche brik en 2 kanonneerbooten uit de bocht van Watum te vuren, ’tgeen door de batterijen van Holwierda, Appingedam, Heveskes en eindelijk door Engelsche brik, welke tegenover laatstgemeld dorp ten anker ligt, beantwoord werd en die daarop zijne vlaggen heesch. Op ’t zelfde oogenblik zag men bij evengemeld dorp een groot aantal infanterie en ca.30 man cavallerie manoeuvreeren, zoomede van de torens van Holwierda, Heveskes en Appingedam en alle de aldaar liggende schepen de vlaggen waaijen. Omstreeks 2 ure begon men ook geweldig van deze batterijen te vuren; of zulks nu uit spijt, dan met oogmerk om zoo veel mogelijk voor hunnen overgaaf het kruid enz. zoeken op te maken gebeurd, of wel zij van meening zijn, om naderhand hunnen Keizer een lijst van schoten, welke zij gedaan hebben, voor oogen te leggen, weet men niet, echter moet één van drieën zeker zijn, dewijl er, indien er bij voorbeeld maar een kraai op het land loopt of in de lucht vliegt, er ook reeds 1 of meer kanonschoten gelost worden.


Gebruik s.v.p. het contactformulier voor vragen en opmerkingen Pagina 34
Scan(s): 35