vorige

Index

Dagboek "Het Beleg van Delfzijl"

8 November 1813 - 4 mei 1814
door Pieter Jan Vos


Pagina 8


forward

 

14 December 1813

te brengen. Kort daarop hoorde men een sterk vuur met klein geweer doch niettegenstaande kwamen dezelve hier toch mede binnen. Verder deserteerden in de afgeloopen nacht één officier der Marine, zijnde de heer Hogeveten, benevens 18 man van deszelfs equipage.

15 Woensdag liet de commandant mij bij zich komen en begroette mij bij mijn intrede dadelijk met den naam van foutu, spion, déserteur enz. uithoofde ik zulk een langen tijd op de Engelsche brikken was geweest; vervolgens, dat ik hem met het schip waarmede mijn vrouw was vertrokken zoo bedriegelijk om den tuin had geleid, daar hij naderhand had vernomen dat dit schip de volle lading in had. Ik wilde hierop zoo veel mogelijk iets te mijner verdediging inbrengen, doch hij beval mij te zwijgen en zijn bureau te verlaten, daar hij mij anders dadelijk door een gens-d’armes in de provoost zoude doen brengen en bij het uitgaan riep hij mij na mij den volgenden dag voor de krijgsraad te zullen doen brengen en van heden af mij ten sterksten doen surveilleeren en ik mij daarmee te gedragen had. In den afgelopen nacht deserteerden wederom 6 man van de canonneerbooten. Vervolgens liet de commandant afkondigen, dat niemand deze plaats meer mocht verlaten.

16 Donderdag viel er in de morgen eene kleine attaque voor de buitenwacht te Farmsum; ook vielen er eenige kanonschoten van deze wal.

17 Vrijdag. Vroeg in den morgen rukte hier weder uit een bende plunderaars circa 4 à 500 man sterk, bij zich hebbende 4 tjalken, welke met schippers, daartoe door de Maire geprest, bemand waren; met order om van het huis van den heer van der Werff alle de aldaar zijnde fourage alhier binnen te brengen; doch aldaar komende werden zij kort daarop door de Nationale Garde gedurende twee uren zoodanig geattaqueerd, dat zij met drie geblesseerden en een zeer weinigje hooi alhier in overhaasting terug kwamen. In den avond verbrandde een huis bij de Farmsummer poort, toebehoorende aan W.J.Groeneboom.

18 Zaterdag. In den morgenstond hoorde men verscheidene kanon- en geweerschoten en tegen den middag loste men alhier van de wal eenige stukken op een klein aantal Kozakken, welke tot onder het bereik van ’t geschut naderden, doch op geene manier konde men dezelfde raken.

19 Zondag des morgens hoorde men wederom eenige schoten met klein geweer en tegen den avond vertroonden zich wederom eenige Kozakken.

20 Maandag deed de commandant proclameeren dat indien de geallieerden batterijden nader aan Delfzijl mogten opwerken, hij alsdan dadelijk door de sluisdeuren op te zetten het land onder water zoude doen loopen. Tegen den avond vertoonden zich eenige Kozakken op den dijk, waarop eenige schoten van den wal gedaan werden.


Gebruik s.v.p. het contactformulier voor vragen en opmerkingen Pagina 10
Scan(s): 11