12 December 1813 orde was en wij desverkiezende tot Emden konden opzeilen. Aan boord komende was de eerste (die welke wij op de brik voor een kozak hadden aangezien) mijn zwager, de heer Tj.O.A. Voss van Emden, staande als landwehr onder de bevelen van den heer Majoor Friccius, welke mij de hand reikte. Eene zeer onverwachte ontmoeting ! welke mij bijna mijne oogen niet vertrouwen deed. Leed deed het mij echter de gelegenheid en tijd niet gehad te hebben genoegzaam met elkander te durven, noch te kunnen spreken, dewijl ik in haast mijne vrouw en kinderen in het andere schip moest over helpen en mij maar even den tijd over bleef hen vaarwel te zeggen. Schipper de Jonge betuigde mij zijnen hartelijken dank voor dat ik hem op zulk een solide wijze met zijn schip en lading, welke uit thee, erwten, gort, mobilaire goederen, kaas, apothekers- en drogistwaren enz.enz bestond, uit de handen der Fransche roovers gered had. Tegen den avond kwamen wij om vijf ure met ons parlementairschip in deze haven terug. Gedurende mijn afwezigheid van heden hadden de bewoners van de beide rijen huizen staande van de Farmsummer klap tot aan de kerk aanzegging bekomen om binnen 24 uren hunne goederen te bergen en de huizen te ruimen. Ook was de Pruisische dragonder, welke den 25 Nov. als gevangene hier was binnen gebracht, wederom tegen een garde de Genie uitgewisseld en was er heden ook weder een schip en een schuit met vrouwen en kinderen vertrokken. Omstreeks middag zag men de tweede boerderij van Pieter Jacobs in brand en ook trok heden een troep plunderaars uit met oogmerk om weder hooi en strooi binnen te brengen; maar werden echter door de geallieerden in hun voornemen gestuit, zoodat zij hals over kop met een weinig hooi, vee en twee varkers moesten terugkeeren. Vervolgens werden van hier eenige schoten gedaan, welke promptelijk van de andere zijde werden beantwoord; overigens hoorde men den geheelen dag een aanhoudend klein vuur rondom Delfzijl. 13 Maandag deed een gedeelte dezer bezetting wederom een uitval met eenige boerenwagens naar de plaats van Pieter Jacobs; kort daarna hoorde men een kanonvuur van de andere kant op dezelve. Ook werden alhier van de wal verscheidene schoten gedaan, hetgeen den geheelen dag duurde. Heden vertrok ook wederom een schip met verscheidene huishoudings. 14 Dinsdag geleide men des morgens de Heer Groos van hier als Parlementair alhier binnen; des middags ging een tjalk met gewapende manschappen naar de molen van den heer Garrelts, teneinde daar eene op de wal staande lading Facijnen palen, horden enz. alhier binnen (...)
|