November 1813 uur daarna zag men eenige kozakken bij de molens van Garrelts, welke tot aan de plaats, alwaar ons tigchelwerk gestaan had, onder het geschut der partijen naderden. Zaterdag 20 vertoonden zich wederom eenige kozakken, op welke een kanonschot gelost werd, ook hoorde men op eenigen afstand eenige schoten met klein geweer. Zondag 21 wederom eenige kozakken in het gezigt en eenige snaphaan-schoten gehoord, waarop de roofzieke Franschen den molenaar van de pelmolen achter Farmsum, alwaar zij voorgaven eenige kozakken gezien te hebben, totaal geplunderd, alles aan stukken geslagen en deszelfs vee hier binnengebragt hebben. 22 Maandag. Door de zware mist konde men niet ver af zien; echter hoorde men snaphaan-vuur; eenigen tijd daarna zag men de bende plunderaars weder met een troep vee binnenkomen, zijnde van Bouwe Drewes, van Geefsweer, welke men on dezelfde reden als voorgaande geheel geplunderd had. 23 Dinsdag, des morgens deden ca. 100 man een uitval op het dorp Bierum; ten 11 ure hoorde men stuk-schieten, om 12 ure rukte deze troep weder binnen, zonder eenige buit. Deze en voorgaande dagen waren een groot aantal werklieden bezig met de twee ovens met steen en pannen ledig te maken en deze, zoowel als die op de wal stonden, te verbrijzelen. Volgens het boek van mijn vader was er aan steen 930,00 en aan pannen 103,00 welke verlies bedraagt ƒ. 17586,00ct N.crt. 24 Woensdag bragt men van de omliggende boerderijen eenige wagens met hooi binnen. 25 Donderdag deden 200 man, zoo te water als langs den dijk een uitval op Termunterszijl en bragten uit het dorp Weiwert als gevangen binnen: 3 kozakken, 1 calmuk, 1 Pruisisch dragonder, een boer en een Pruisische vlag, benevens 13 beesten, 1 chais, waarop een groot maar levendig varken, worst, ham, spek, eenige kazen en 1/4 ton boter. 26 Vrijdag bragt men eenige wagens met hooi en stro binnen. 27 Zaterdag rukte vroeg in den morgen een bende van ca. 500 man uit. Omstreeks 11 uur hoorde men in den omtrek van Biesum en verder een snaphaanvuur en tegen den avond kwam dezelfde weder binnen, met zich voerende 3 affuiten, welke zij van de batterij uit de bogt van Watum hadden genomen, en daarvan de stukken vernageld en in een sloot gesmeten. Vervolgens nog twee boerenwagens met provisie, als boter, vleesch, spek enz. en als gevangene de Heer Engelberts, dokter te (...)
|