1813 November 8 - 12 arriveerden alhier dagelijks verscheidene schepen met gevlugte douanen, vrouwen en kinderen, komende van Oost-Vriesland, van welke de twee laatst genoemde dadelijk hunne reis naar Groningen vervorderden. Zaterdag 13 ontving men hier de tijding, dat des daags te voren eenige Rusch-Keizerlijke kozakken Groningen waren binnen gerukt, waarop dadelijk door den commandant deze forteresse in staat van beleg werd geproclameerd. Zondag 14 werden op het gezigt van zes boeren te paard, welke langs den dijk kwamen rijden, de poorten gesloten en de bruggen opgehaald. Maandag 15 werd door den Commandant Kolonel de Montfroy geproclameerd, dat ieder ingezeten zich binnen twee maal 24 uren van de benoodigde middelen voor den tijd van 3 maanden moest voorzien, daar diegenen, welke hieraan niet konden voldoen, binnen den tijd van 24 uren dit fort moesten verlaten. Tegen den middag rukte eene colonne van ca. 550 man, uit Douanes, Gens d’armes en Zwitsers bestaande, alhier binnen van welke ik 1 Luit. Kolonel en bediende, 1 Capt. en bediende en 1 officier in het billet kreeg. Ook werd onze kalkschuur verbrand en alle vruchtboomen om dezelfde omgehakt. Dinsdag 16 deden twee colonnes, ieder van 100 man, een uitval in de omliggende boerendorpen en plaatsen, teneinde van daar het vee, koorn en hooi alhier binnen te brengen en waarvan des avonds reeds een groot gedeelte werd binnen gebragt. Woensdag 17 bragt men nog verscheidene beesten binnen, alsmede van Appingedam eenige schepen met koren, hooi, wijn, olie, turf enz. Vervolgens werd des middags ten 12 ure onze steenbakkerij "Concordia" in brand gestoken, dewelke vooraf getaxeerd is geworden waardig te zijn ƒ. 27917,00 ct. Noch zijnde de acte van taxatie daarvan door J.P.Vos en J.de Vries aan de Commissie van oorlog overgegeven. Donderdag 18 bragt men nog al vee binnen, waaronder 9 koebeesten, 3 paarden en 6 schapen van Vader en niettegenstaande ik mij over de teruggave derselve bij de Commissie van oorlog en de Maire adresseerde en zulks ook door laatstgenoemde geaccordeerd werd, zag ik echter des avonds bij hem een lijst, waarop dezelve als tot approvisionnement behoorende (niettegenstaande onze boerderij binnen de buitenpoort lag) gebragt waren. 19 bragt men wederom eene groote troep beesten binnen en een (...)
|