vorige

Index

Dagboek "Het Beleg van Delfzijl"

8 November 1813 - 4 mei 1814
door Pieter Jan Vos


Pagina 26


forward

 

April 1814

en bragt ons bij de commandore. Deze, de oorzaak van den Parlementair vragende, liet de commandant Gombaud E.Ed. zeggen, afgezonden te zijn met last om met den commandant Friccius te Emden te handelen over het uitwisselen der alhier zich nog als krijgsgevangenen bevindende 2 Russen en Pruisische dragonder en tevens zijne vrouw, welke ziek was, te bezoeken; waarop de Engelsche commandant antwoordde, dat het Z.Ed. singulier voorkwam, dat men om eene zaak van zoo weinig gewicht een diergelijke Parlementair afzond en derhalve niet konde toelaten om dezelve tot Emden te laten doorgaan, wel echter wilde Z.Ed. den commandant Gombaud permitteeren op de Knock in de boerderij te gaan en dat hij dan, wilde hij zijne vrouw spreken, haar van Emden met een wagen bij hem moest doen komen, doch ten laatste zeide hij, dat Z.Ed. alles hetgeen in zijn vermogen was zoude doen, door den commandant Gombaud met zijn longboot onder geleidde van een zijner officieren tot Emden te doen brengen, waarop ik Z.Ed. verzocht alsdan te mogen meegaan, hetgeen Z.Ed. mij zeide volstrekt niet te durven toestaan, daar Z.Ed. reeds meer gedaan had dan hij wel had moeten doen. Hierdoor mijne hoop en wensch om mijne vrouw en kindertjes benevens mijne verdere familie in Emden te zien, ten eenen male vervlogen ziende, bleef mij niets meer overig dan Z.Ed. nog te verzoeken een brief, welke ik reeds voor een andere gelegenheid had klaar geschreven en thans gelukkig bij mij had, aan mijne vrouw te Emden met de sloep te mogen medegeven, hetgeen Z.Ed. mij terstond accordeerde; ik voegde in de haast nog eenige regelen onder dezelve en gaf ze daarop de Luitt, welke benoemd was om naar Emden te gaan, met verzoek om dezelve aan den heer Kroogh te behandigen, die alsdan wel zorgen zoude dat dezelve aan deszelfs adres bezorgd werd, hetgeen ook is geschied; want bij zijne terugkomst bragt Z.Ed. mij niet alleen een pakje, inhoudende tabak, zeep en snuif van mijne vrouw, maar daarenboven nog 1 £ beste tabak van den heer Kroogh mede. Omstreeks 4 ure zagen wij den kolonel Friccius, benevens nog 3 anderen te paard langs den dijk naar de Knock komen aanrijden en eenige oogenblikken daarna zag men den commandore de Deensche vlag hijschen, het signaal dat wij vertrekken konden. Even toen wij onder zeil waren, hoorden wij van Delfzijl een onophoudenlijk kanonvuur, hetgeen men deed op een der Engelsche brikken, welke onder zeil was gegaan en zijn anker tot digt voor Delfzijl had laten vallen. Dit vuur had nog niet opgehouden, toen wij reeds in de haven waren, hetgeen de Engelschen zeker heeft doen lagchen, daarwij in het voorbijzeilen duidelijk konden zien, dat men hem op geen afstand na konde treffen. Niettegenstaande ik het geluk niet heb mogen hebben mijne vrouw en familie te zien, zoo retourneer- (...)


Gebruik s.v.p. het contactformulier voor vragen en opmerkingen Pagina 28
Scan(s): 29