Echtpaar met uw gouden kroon! ’K wijd aan U dit blad. Zoo ik zelf de gaaf van dichten had, Ware ’t wel zoo schoon!
"het is niet goed dat de mensch alléén zij! Génesis
Hoort! de vog’len zingen, ’t Eerste lied der min met het koor der vog’len stemmen allen in. de Veer
Dus koosden vast in ’t Paradijs De reine kinderzielen, op vrome kunstelóoze wijs. de Génestet
Waar werd oprechter trouw Dan tusschen Man en Vrouw Ter wereld ooit gevonden? Vondel
En sints ze trouwden met elkaar Bracht ieder jaar, hun nieuwen húw’lijks zegen. Zoo wies de kring en was weldra Geklommen tot een negental! En bleef het maar bij negen! Ter Haar
Een kruis met rozen- Is ’s menschen lot Is ’t rijke leven- Uw gave o God! de Génestet
Ja! het leven is schoon! Voor wie dingt naar de kroon Die de hand van den Christen mag grijpen. de Génestet
Gods schepping maakt ons harte blij; En blijft in ’t late herfstgetij nog geurige bloemen dragen. Al wordt ge oud, uw hart blijve jong Het danklied dat uw kindsheid zong, Klinke in uw najaarsdagen! Herfstlied uit de Ev. gezangen.
Uwe U zeer liefhebbende Nicht Johanna Folkersma-Verschuir
|