|
|
Jezaja, H XL: 28-31.
Getrouw is de Heere, de God aller goden, Schepper der wereld, vervuller der nooden: nooit wordt Hij moede, Hij wordt nimmer mat. Niemand doorgrondde ooit zijn wijsheid, zijn pad. Krachten verleent aan den zwakste de Algoede, bloei aan wie kwijnen, hoe machtloos moede: Uitgeput kunnen de jonglingen vallen, struiklen de sterksten,- maar niemand van allen, die in den Heere hun Heiland verwachten, wordt ooit verlaten: hun wassen de krachten. Stouter dan de arend, op koenere schachten, heffen zij zich en zij worden niet mat: God baant hun wegen, Hij effent hun pad
Aan zijne lieve vrienden A. en R. Rutgers van der Loeff op 2 februari 1885 in herinnering gebracht door A. Kuenen |
|