|
|
Het koper werd zilver, het zilver werd goud; Het Bruidspaar, eens jeugdig, werd grijs en werd oud, Alleen in ’t geloof bleef het Krachtig Zij naadren den avond van zoo lang eenen dag Maar begroeten de schaduw met dankbare lach - De hulp van hun God bleek almachtig
Van haar tuigt hun mond bij den blik op ’t verleên; Tot haar richten beiden vol ootmoed hun beên Bij de wenschen van magen en vrinden, Zij wachten geloovig en vragen niet meer, Maar zeggen ons luide tot lof van den Heer: „Reeds op aard is een Hemel te vinden!”
|