|
|
Dat’s een liefde, niet verwinterd, Schoon zij vijftig winters telt. Niet gebogen, niet versplinterd, Ook waar eiken zijn geveld! Licht, waar alle starren tanen, Zwak, toch immer vol van kracht, Steeds glimlachende onder tranen, En psalmzingende in den nacht!
Liefde, in nieuwe erinneringen, Steeds vernieuwd, schoon de oudste heugt, wie de laatste niet verdringen, Oud, toch jong, door ’s harten jeugd Liefde,machtiger dan ’t leven, Liefde, sterker dan de dood: Dat is ’t liefdegoud geweven In de kroon, die God u bood!
God! want liefde en wijsheid, beide Hebben heur gehalte alleen Door geloof- in Hem die leidde, Wakende over al uw schreên! In ’t geloof zegt wijsheid Amen, Op Gods woord, heur vaste rots, Groeit weêrzijdsche liefde samen In de heilge liefde gods!
Door ’t geloof wordt de Echt onsterflijk, Want hij wordt een zielen-echt, Band daarboven, onverdorflijk Voor twee levens vastgehecht! Echtpaar! ’t oog Omhoog geheven, Tot dien Heer op wien gij bouwt- ’t woord staat ook voor u geschreven: "Ik, de Almacht, ben uw goud"
|