|
|
In het Album mijner ouders bij gelegenheid van hunnen Gouden bruiloft.
Gelukkig! die in prille jeugd Mogt staren in het moederoog En keuv'len mogt aan moedersschoot, Die toen nooit zwakheid heeft gekend Omdat steeds „Vaders” krachtig woord Zijn sterke arm hulpe bood.
Gelukkig! die als jongeling Zijn weg moest zoeken, meest alleen, En raakte hij dan soms verward Goddank! toch zijne „Ouders” had En, opgebeurd door Vaders taal Uitschrijen kon aan ’t moederhart.
Gelukkig! die straks zelf een man, Oók echtgenoot, óók Vader werd, En- Was 't in eigen kring niet pluis- Dreigde maatschappelijk gevaar Om raad, te vinden alleen dáár Kon opgaan naar het „Oudrenhuis”.
Maar, Welk een Zegen is zijn deel, Die al die liefde, al die raad Bijna een halve eeuw genoot En dan nog- 't hart vol dankbaarheid- Mee vieren mag „hun” goudenfeest!
Voor hen is Heere! Uw goedheid groot.
|
|