|
|
Hen nadert, Gouden bruiloftspaar, Om d'eerewijn te plengen. Elk komt zijn wensch U brengen. Ziet kinderen; vriend en maagschap aan, Hier hartenteeder voor U staan. Zij jublen U ter eer. Hun heilwensch ruischt U tegen. Zij slaan het oog omhoog en bidden om Gods zegen. Ontvang dien zegen Gouden paar Heil, heil zij U beschoren O, mocht de Heer, d'Alregenaar Mijn smeekgebed verhoren. Dan blaakt nog lang uw levensvlam, Dan mag ook ik nog eens aan 't kloppend hart U prangen U zeggen, wat ik voel, hoe ik U vereer Zie daar, O oudren paar, het lied van mijn verlangen.
Heilwensch van Uwen U zoo teder beminnende Zoon Jan Bertram | Soerabaja Leiden | 20/11 1884 2/2 1885 | |
|
|