Toespraak bij de inwijding der
Nieuwe Protestantsche Kerk
in het Helena veen

3 November 1867
door
A. Rutgers van der Loeff

Predikant te Leijden

Tekening van de Kerk in Helenaveen


Transcriptie: Lida Zimmerman


Lezen Ps. 100: 84 enz.
Gen 2:1
Ps 56:4a 9b
Ps 134:3
Gen 2:5


 

Voorblad InwijdingsredeKort gebed.Pagina 1 van Inwijdingsrede

Welkom aan deze plaats. Mvr Hr, wie ge ook zijn moogt en van waar ook gekomen! Maar drieweg welkom. Gijl[ieden] om wier wil wij ons heden vereenigd hebben in dit nieuwe gebouw, dat voor u zal worden ingewijd. Deze vergadering is dus alles behalve gewoon en mag zelfs den naam van feestelijk dragen, omdat de stichting en wijding van een kerkgebouw voor protestantische eeredienst iets zeldzaams is in dit gewest- en nu geschiede ten behoeve van bewoners eenen afgelegen landstreek, die ternauwernood begint ontwoekerd te worden aan de moerassen der woeste Peel.

O, wie zou zich niet met U en om U feestelijk verblijden- nu het zonneklaar blijkt dat de Christelijke liefde U ook dȧȧr heeft opgezocht in Uwen schuilhoek en dat God door hare hand eene uwer meest dringende behoefte wil vervullen en Zijn eigen zetel thans ook in Uw midden gaat vestigen.

Aan mij de gewichtige taak opgedragen dit gebouw tot zijne bestemming te wijden en Gode plechtig toe te heiligen. En terwijl ik trachten zal op eene waardige wijze mij daarvan te kwijten, vraag ik van U allen hier tegenwoordig een belangstellend oor en een eerbiedig hart- en nog iets, namelijk liefde voor godsdienst en voor de armen. Komt laten uwe offers, de eersten die op [het] altaar gelegd worden aan deze plaats van die liefde getuigen en door hunnen rijkdom het bewijs leveren, dat gij met mij dezen dag voor een heiligen feestdag houdt.

Collecte armen- en kerk

middelwijl zingen Ps. 65 4a 9b

tekst hebr. 6:7


De aarde die den zegen menigmaal op haar komende, indrinkt,
en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, die haar bebouwen,
die heeft zegen van God.

In dezen tekst wordt gesproken over Vruchtbaar gemaakte bouwgronden, die met zegen van God worden bekroond, in tegenoverstelling van nog dorre en woeste gronden, die voor dezen zegen ontvatbaar zijn. Wat de natuur en de ervaring hieromtrent leeren, wil de heilige Schrijver toepassen op de godsdienst zijner lezers. Wij vinden hier dus landontginning met Godsdienst in verband gebracht- en voor mijne tegenwoordige toespraak kon ik voorzeker geen beter grondslag geen gepaster onderwerp kiezen dan dit. Gelijk het doel mijner rede, zoo zal ook mijn betoog tweeledig zijn; 1e wijs ik U aan wat de godsdienst voor de landontginning zijn kan en 2e wat wederkeerig de landontginning voor de godsdienst behoort te wezen.

I

Was er in den tekst naar den letterlijke zin van landontginning gezegd wordt heeft onder U geene nadere verklaring van noode. Wij weten wat het is en wat het zegt, woeste en ledige gronden zoo te maken, dat zij den regen kunnen indrinken en bekwaam kruid voortbrengen aan den landman. Van alle zijden zien we ons hier omringd door moerassige veenvlakten met dorre heide, doornen en distels en ander schadelijk of nutteloos onkruid bedekt. En ziet daar nu, waar wij ons bevinden, in het midden van dien bajert der verwarring en den onvruchtbaarheid, vertoont zich een bewoonde plek met wegen en kanalen, met grooten en kleinere woningen, met weiden, akkers en tuinen. Hoe kan het verschijnsel van zulk eene oase in de woestijn verklaard worden. Is zij eene oorspronkelijke schepping Gods? Neen, want wij hebben haar anders gekend. Hoe dan? is 't een gewrocht van tooverij, nog minder want daar gelooven wij niet aan. Neen door landontginning alleen is dat wonder geschied grooten arbeid onttrekking? Dat zij verre!

Daarom dringt de landontginning den mensch om hooger op te zien en zoodikwerf hij door landwoestijnen wil bevochtigen en meeren droogmaken en boschgronden en moerssige veenen wil ontbolsteren en in culturen brengen spreekt men gemakkelijk de overtuiging uit: hier moet God helpen; aan Zijn zegen is zoo eigenend hier alles gelegen! En derhalve moet de Godsdienst, die deze overtuiging opwekt en levendig houdt, aan zulken stoute ondernemingen de zusterlijke hand bieden.

Maar nog meer M H niet slechts het werk maar ook het doel der landontginning staat met de godsdienst in verband. Dit is zeker Gods wil al het woeste en ledige der aarde herscheppen om haar geheel te maken tot een paradijs- en naar dat zelfde doel streeft ook de landontginning. Zij wil insgelijk verfraaijng, veredeling der natuur om welvaart, overvloed en aanwinst van allerlei levensgenot in de maatschappij te bevorderen.

Maar ik vraag wederom, hoe zal dat doel in zijne hoogste en eenig ware betekenis ooit bereikt worden. Zou den Godsdienst? Ach al maakt men de aarde zoo fraai en vruchtbaar als Edens lusthof- dan zou toch geen levensgenot kunnen gemaakt worden, buiten de Gemeenschap met God? Deze alleen kan den slang die met haar zonde-vergif al het goede bederft, den kop vermorzelen. Zij is de hemelsche Kracht, die even als de zon van boven het aardrijk beschijnt, de menschen wereld moet bestralen en bezielen om haar voor het genot van rijk gezegend aardrijk vatbaar te maken. Waar dus met de vorderingen van landbouw en ontginning, de godsdienstige en zedelijke ontwikkeling gelijke tred houdt, dȧȧr gaat men regtstreeks op het doel aan, dȧȧr baant men zich den zekeren weg tot een paradijs, dat bekoorlijk voor de zinnen, maar ook bekoorlijk voor het hart is

Na het gezegde H V. durf ik met het oog op de plegtigheid, die ons nu te verrigten staat, gerust de slotsom op te maken. De godsdienst heeft voor de landontginning hooge waarde. Zij behoort mede tot de Krachten, waardoor deze barre landstreek vernieuwd, verfraaid, vruchtbaar gemaakt en tot eene gelukkige woonstede der menschen kan herboren worden. Zij is om zoo te spreken de ziel dezer grootsche onderneming, de geest die deze stoffelijke industrie moet leiden en beheerschen. Alles dus wat haar deze heerschappij belooft en verzekert.

Alles wat er in deze Kolonie voor de godsdienst gedaan wordt is nuttig en noodig. 'T maakt eene goeden indruk, 't boezemt goede verwachting in. 't Is de liefelijkste tint van het morgenrood na den stikdonkeren nacht. Hoe treurig was die nacht nog voor weinige jaren. Ontoegankelijke moerassen, waar nu een HV verrezen is. Een geheimzinnig meer dat bijgeloovige huivering inboezemde, niet ver van de plek waar we ons nu bevinden. Welk eene verbazende verandering in vele opzigten.

Maar wat allermeest die wandelaar aan de grenzen der Peel, wanneer hij over de onmetelijke vlakte heen den blik naar dezen kant rigt- wat hem dan allermeest zal treffen, is niet weg of kanaal, niet de boomen, akkers weiden en huizen, maar dit, dat er uit de verte ook kerktorenspitsen gezien worden, die naar boven wijzen. Gezegend het oord, waar het angstig bijgeloof plaats gemaakt heeft voor het geloof in God. Gezegend het volk dat in den strijd tegen de woeste natuur zich wil scharen onder de banier van het Kruis, dat eens de wereld overwonnen heeft.

Maar dan ook gezegend de dag, waarop heden een nieuwe Koningstent voor de Heer des hemels en der aarde aan deze plaats wordt ingewijd. In den vollen zin des woords mag hij als een heilige dag, als een gedenkwaardig feest worden gevierd. Het voorregt dat de RC bevolking dezen Kolonie reeds lang genoten hebben, valt nu ook aan de Protestantische Christenen te beurt. Om den zelfde Zaligmaker te vereeren en van den zelfde God zegen aftesmeken. Voor land en huis, voor hart en geest zullen nu alle bewoners eendrachtig en verdraagzaam op gaan een iegelijk naar zijn eigen bedehuis.

Ziet daar de heerlijke vrucht, de liefderijke zorg van God en menschen. Een eenvoudig doelmatig tempelgebouw staat hier. Met den helderen, frischen, bekoorlijke glans der mensheid op het gelaat, heeft het ons binnen zijne muren gelokt. Geslagen heeft thans, de lang verbeide ure, dat voor de eerste maal Gods lof en dank hier openlijk zal worden toegebragt, voor de eerste maal heilige liederen en Psalmen zich aan den klank van het dierbaar Godswoord zullen paren.

Wat denkt U, zou dat eerste godsdienstige werk en deze eerste Zamenkomst niet de strekking moeten hebben om dit tempelgebouw voor Zijne bestemming in te wijden? Welaan laat mij thans tot deze plegtigheid overgaan. Hoort mij Protestantsche bewoners dezer landstreek, 't geldt thans uwe zaak de uwe alleen. Dit gebouw met al wat er toe behoort wordt in dit oogenblik door mij, namens de Commissie, ten gebruike voor uwe openbare godsdienstoefeningen afgestaan. Aanvaardt het met dezelfde gevoelens van dankbare blijdschap als waarmede dit erfgoed der Christelijke liefde voorloopig in Uw bezit wordt gesteld.

Iets groots is hiermede afgedaan. Een diep gevoelde behoefte is er door vervuld. Maar toch- toch is 't nog maar een begin van grooten dingen, toch is 't nog maar de grondslag van eene betere orde van zaken die wij voor Uwen Kerkelijke toekomst verlangen, Uwen vorming namelijk tot eene zelfstandige protestantsche Gemeente!

Als op een Voorteeken van deze toekomst sla ik mijn oog op dit heiligdom en breed zegenende mijnen handen daarover uit. Maar ik sla nog hooger mijn blik en boven dak en torenspits, boven lucht en wolken verhef ik mijn handen tot God, uit wien en door wien en tot wien alle dingen zijn. Hem zij het toegeheiligd van nu aan.

Ik wijd het in tot een huis des Heeren tot eene tente Uwer Zamenkomst in Zijner naam, tot eene oefenschaal der gemeenschap met Hem en van broedelijke Gemeenschap met elkander. Ik wijd het in voor U en Uw nageslacht tot eene leerschool van waarheid en wijsheid, tot eene Kweekplaats van godsvrucht en deugd, tot een toevlugtsoord voor allen, die in de strijd en den arbeid des levens, troost en sterkte willen zoeken onder de vleugelen der Allerhoogste.- Ik wijd het in met vurige dankzegging voor de ervaring Zijner hulp en voor de feestvreugde van dezen dag, maar ook met vurige smeking om verdere zegen- Ik Neen- ook gij- gemeenschappelijk wijden wij het in.

Allen te zamen staan we op van onze zitplaatsen om ons voor Gods troon te stellen- en zoo dragen we met één hart en één mond deze nieuwe stichting aan Uwe heilige en magtige bescherming op, o hemelsche Vader. Wij weten het wel, gij woont niet in tempelen met handen gemaakt maar wij weten ook dat Uw oog met welgevallen neder ziet op iedere plaats, waar uw naam aangeroepen en uw woord verkondigd wordt.

Ja daar wilt gij zelf wonen met Uwen geest, daar openbaart gij Uwe heilige tegenwoordigheid, daar stort gij den rijkdom uwen zegeningen uit, daar wordt Uw heil verkregen en 't leven tot in eeuwigheid. Och, verhef dan van dit, u gewijde gebouw, het licht van uw vriendelijk aanschijn. Laat het de zetel zijn Uwer dienst en uwen gunst. Laat liefde en Vrede leven en huizen in geheel de zamenleving der bevolking dezer plaats. Haar landarbeid door godsdienst geheiligd worden, voortdurend met zegen bekroond, zoodat zij haar doel bereike en het nageslacht in lengte van dagen, eenmaal hier wone in een lustoord met vruchtbare akkers en sierlijk geboomte en daarin wone met paradijsvreugd in 't hart uit de godsdienst geboren en door de godsdienst geheiligd. A[men].

Ps. 13 4:3

Dat 's Heeren zegen op U daal!

II

Nu heb ik nog maar de helft mijner taak volbragt.

Ik moet nog aanwijzen wat wederkerig de landontginning voor de godsdienst wezen kan. Ook hierop geeft onze tekst een feitelijk antwoord want de H. schrijver gebruikt daarin de landontginning als een leerbeeld der godsdienst en stelt de ontgonnen en vruchtbaar gemaakte aarde aan zijn Chr. lezers voor als een rigtsnoer voor hun godsdienstig leven. De gemeente is in zijn oog te vergelijken met den grond, die eerst ontgonnen en daarna bebouwd moet worden. Zij is een geestelijke akker, waarvan God de landman is,die haar laat bearbeiden, bezaaijen, bevruchtigen opdat zij bekwaam vruchten voortbrengen, en niet door distelen en doornen in het oordeel vallen van verbranding en verwijding.

Deze toepassing van den figuurlijke zin onzer tekstwaarde geeft mij gereede stof om na de wijding van den tempel nu tot den tempelgangers regstreeks van deze plaats de eerst Evangelische prediking te brengen, een eerste woord tot hen te rigten van heilzame leering van ernstige vermaning en bemoedigende opwekking. Hoort mij dan nog eens Protestanten van 't Helenaveen, 't geldt niet meer uwe kerk, maar uzelven, uwer geestelijke ontwikkeling, uwe toekomstige kerkelijke zelfstandigheid, uw zedelijk en godsdienstig leven, 't geldt uwe zielen zaligheid.

Hoe klein uwe schare, hoe teeder en zwak uwe jeugd ook zijn moge, toch hebt ook gij de verlenen bestemming om een akkerwerk des Heeren te zijn en vruchten te dragen, waardoor de Vader in den hemel verheerlijkt wordt. Daar is geen beeld dat door Jezus en de Apostelen met meer ingenomenheid wordt gebezigd en veelzijdiger toegepast dan dit, en daar is geen beeld dat dan klaarder spiegel oplevert van de hooge waarde die God aan eene Christelijke gemeente hecht. Den eigenaar wordt ook de nog ruwe veenplaats, zoodra hij tot hare ontginning besloten heeft, dierbaar en jaren vooruit begint hij haar reeds aftebakenen en te doorgreppelen- En heeft hij eenmaal haren ondergrond ontbloot, o, dan wordt ze nog meer zijn troetelkind en de eerste oogst geeft hem stof tot vrolijk gejuich. Alzoo zijt gij geroepen en uitverkoren om blijdschap te geven in den hemel voor God en Zijne heilige Engelen. Dat is uwe kostelijke waarde, die gij nimmer uit het oog verliezen mag, dat is uwe heerlijke bestemming, waartoe gij in Christus geroepen zijt, dat is het hooge standpunt, waarop God u geplaatst heeft, en waarop Gij U moet staande houden om ten dage der oogsten ook staande te kunnen blijven, in de goedkeuring van den hemelschen landman.

Ik bid U streeft daar naar met alle uwe magt. Jaagt naar het wit uwer heerlijke en zalige bestemming, uwer teeder jeugd ontwikkele zoo tot mannelijke kracht. Uwer onaanzienlijke zwakheid ontwake tot den wasdom eenen zelfstandige Gemeente.

Maar nu zijt gij nog weinig geoefend en weinig gevormd en daarom klinkt mijn woord U misschien wat al te stout in de ooren. Zoodat gij er haast verlegen en twijfelmoedig onder worden zoud! Ondertusschen behoeft dat niet en het geeft ook geen pas. Ik heb waarlijk niets teveel gezegd van uwe bestemming. Niet ik-'t Evangelie heeft gesproken! God heeft uwe bestemming vastgesteld en God-ziedaar- uw voorregt! God zelf wil er U toe leiden en zal er u toe brengen door velerlei middelen en krachten. Ziet gij dat niet; merkt en ondervindt gij het niet? Wat is er reeds veel ten uwen voorbereiding en eerste vorming van den beginne af gedaan. Denkt aan den arbeid van den zaliger BR Troost, denkt aan de prediking en de herdelijke zang van uwen tegenwoordige leeraar, wiens afscheid u eerlang zeker tranen zal kosten maar wiens nagedachtenis bij u en uw kroost diep zal gegriefd staan in uw hart. Veel is er dergelijks gedaan voor uwe verder bearbeiding.

Het Bestuur der Veenmaatschappij heeft u zooveel mogelijk de hand geboden; eene Commissie heeft zich gevormd om liefde gave te verzamelen als bouwstenen voor dit nieuw gestichte bedehuis en voor de fundamenten van uwe opbouwing tot eene zelfstandige Kerkgemeente. Wat wilt gij meer om overtuigd te worden, dat gij niet alleen staat, dat het U tot op den huidige dag niet heeft ontbroken aan hulp en zegen van boven en aan de belangstellende zorg van menschen? O nog eens erkent het, dit is Uw voorregt; dit waarborgt U eene voortdurende medewerking, eene bestendige tegemoetkoming in uwen zwakheid, eene steeds voortdurende versterking van die kracht die gij noodig hebt tot de bereiking van uwe bestemming. Welk voornemen behoort gij dus eerder op te vatten en dieper in te prenten in uwe conscientie dan om dankbaar te beantwoorden aan dat goede. Gelijk de grond niet ondankbaar is voor de moeite aan haar besteed en ook lijdzaam den regen indrinkt, die overvloedig op haar nedervalt, zoo behoort ook gij U iedere poging tot uwe geestelijke oefening en opleiding zachtmoedig te laten welgevallen en met ijver en trouw de middelen U aangeboden en geschonken tot uwer zelfvolmaking, heel begerig aan te grijpen en met getrouwe nauwgezetheid te gebruiken. Dan zal het goed gaan en gij zult gaande -weg toenemen in grootte en wijsheid en in genade bij God en de menschen en een gelukkige toekomst zal U gewaarborgd en verzekerd zijn.

Die toekomst U voor te spiegelen in het licht mijner verbeelding- O, ik zou het zoo gaarne doen om U in geestdrift te doen ontvlammen maar voor de toekomst hebbem we geene zekerheid, maar slechts hoop. Dit is echter reeds veel, dit is genoeg om rustig en moedig te doen voortgaan op uwen weg. Als gij uwe roeping kent, uwe bestemming voor oogen houdt, u de zorg aan u besteed, laat welgevallen en de middelen u geschonken gebruikt, dan is er grond van hoop, van hoop op den zegen van God. En als gij dan naar de mate uwer zwakke kracht vruchten verder voortbrengt van deugd en godsvrucht, zoo zult gij meerder vruchtbare kracht ontvangen en steeds overvloediger Zegen ontvangen van God.

Dit durven wij gerust voorspellen met een vaste geloovige overtuiging. Ja wij durven nog eene schrede verder gaan en u een zegen en een sieraad durven noemen voor de toekomst van 't gansche H[elena] V[een], voor zover gij u zulks willen beijveren om op protestantistische wijze, met uwe oude christelijke medebroeders helpen verwezenlijken het ideaal eener herschepping van woeste en ledige gronden in een paradijs, waar de boom der beloften van dit en het toekomende leven bloeit, waar aardsche en hemelsche vruchten volop genoten worden. Overal waar de godsdienst de gezellinne is der landontginning en deze wederkeerig haar zinnebeeldig onderwijs geeft voor de beoefening der godsdienst, Ja, dȧȧr wordt van beide en door beide in de schoonste harmonie het heerlijke en zalige doel bereikt, de eere der hemelschen Vader en het waarachtige geluk zijner menschenkinderen!

Welaan dan de godsdienst besture uwe nijverheid en deze zij u tot rigtsnoer en voorbeeld in uw godsdienstig leven. Evenmin als deze Veenwoestijn door tooverslag in vruchtbare aarde herschapen wordt, Evenmin komt de zegen van het Koninkrijk Gods, door plotseling geweld. Langzaam, geleidelijk regelmatig werken alle wetten der natuur en alle krachten der geestelijke wereld zich op uwer ontginning, hoe zij vooruit gaat van jaar tot jaar. Ziet op uw akkerwerk hoe het u met zijne vruchten belaant. Gij twijfelt gij wanhoopt niet aan verder voorspoed- Welnu, weest en doet zoo als de bodem, die u herbergt en voedt; drinkt met volle teugen den geestelijken regen in die menigmaal op u nedervalt, laat de mengeling van voor- en tegenspoed u zijn als de vermenging der aardstoffen op uwen dalgronden; laat als goede bemesting de prediking van Gods woord u gedurig versterken, laat het licht des geloofs en de warmte der liefde u bestralen en koesteren gelijk de zon uwe velden- dan voorwaar zal de hoop niet achterblijven om uw oog te ontsluiten. Voor een vrolijk vooruitzigt - en die hoop op zulken grond gebouwd, zal niet wankelen noch beschamen. Gij zult sterk zijn en goeden moed hebben- en God zal u niet bezeren noch verlaten. Hij hoedt trouwe tot in eeuwigheid A[men]

Heer onze God en Vader Uw tempel thans ingewijd, maar ook de jeugdige Gemeente ingewijd tot hare bestemming en tot haren pligt opgewekt en aangemoedigd om daaraan met ijver en trouw onder opzien tot U te beantwoorden. Wat blijft ons nog over dan U te loven en te danken ook voor dit werk dat Gij ons wel hebt doen gelukken. Wij leggen dit offer, den innigste erkentelijkheid eerbiedig voor Uwen troon neder en eindigen wederom met de vurige smeking om van U zegen over de stoffelijke en geestelijke akkers, die hier bearbeid worden. Zegen over al de bewoners van dit gewest van welke afkomst, van welke geloofsbelijdenis ze ook zijn mogen. Zegen over deze kleine schare met hare voorganger en wien gij haar later tot herder en leeraar beschikken zult. Zegen over de komst van het godsrijk over de aarde. Uw naam worde geheiligd en Uw wil geschiede in 't gansche heelal; want U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen

Gen: 2 : 5


Gebruik s.v.p. het contactformulier voor vragen en opmerkingen