vorige

Index

Dagboek "Het Beleg van Delfzijl"

8 November 1813 - 4 mei 1814
door Pieter Jan Vos


Pagina 6


forward

 

12 December 1813

reeds in gereedheid deed brengen, en deze gereed zijnde stapten wij in dezelve over, welke echter te klein was om ons allen te doen dragen, weshalve ik den commandant vroeg weder aan boord van de brik te mogen over gaan; ’t geen Z.Ed. mij permitteerde. Om den kapitein een streek te spelen, die hem bij zijn komst aan wal belachgelijk maakte, trapte ik als onverziens op zijn degen welke op een bank lag en in twee stukken brak, hetgeen niet eerder door hem werd bemerkt dan toen hij aan wal kwam. Gedurende den tijd dat de commandant van boord was kwam de commandant van de andere brik zoolang op deze over, met wien ik mij benevens de overige officieren en den dokter al dien tijd onder een goed glas madera onderhield en van den eenen kamer in den anderen geleid werd, tot eindelijk in dien van den dokter, welke ons rum en Schiedammer Genever voorzette. Deze ook een eerste musicus zijnde, bragten wij bij hem circa twee uren onder zang en muziek door hetgeen nu en dan door het drinken van onderscheidenen toasten voor eenige oogenblikken gestaakt werd. Vervolgens werden wij op het gezicht van een vischsnik met een hollandsche vlag boven geroepen, welke door den commandt gepraaid werd te ankeren; de schipper, hieraan niet spoedig genoeg voldoende, nam de commandt een kijker welke naast hem lag en hield dezelve als een geweer op den schipper aan, welke zich, door vrees bevangen, in den bolsbal liet neder vallen en een oogenblik daarna weder tevoorschijnen kwam, uitroepende: "Och Heere Jezus, schiet niet, ik kom van de Zoltkamp met oesters voor den heer Schröder te Emden en bij ons is het een land alwaar wij allen zoo sterk Oranje zijn als de Duivel." Toen ik hun dit vertaalde begonnen allen vreeselijk te lagchen. Vervolgens ging de dokter aan boord, nam een pijpenmand vol oesters en gaf den schipper 5 á 6 £ koffij daarvoor in de plaats en liet hem daarop zijn reis vervorderen. Ik werd genodigd met hen te dineren, doch juist dat wij aan tafel zouden gaan zag men de sloep van Termunderzijl terugkomen, welke dadelijk naar ons parlementairschip toeroeide en waarin men nog één persoon meer bemerkte, welke wij voor een kozak hielden. Zeer verlangend om den uitslag der zaak te weten, verzocht ik den commandt mij een sloep te accorderen, die mij weder aan boord bragt, dewijl het reeds vier ure namiddag was; niettegenstaande zij mij nog ten sterkste zochten over te halen om bij hen te blijven dineren, zoo accordeerden zij mij toch eindelijk de sloep met vier man en onder de verzekering dat zij mij dadelijk bij hunne aankomst in deze haven zouden komen bezoeken, namen wij afscheid. Onder weg roeiden wij den commandt voorbij, welke mij uit zijne sloep toeriep, dat alles in (...)


Gebruik s.v.p. het contactformulier voor vragen en opmerkingen Pagina 8
Scan(s): 09